Het leveren van stortklaar beton wordt ‘werk in onroerende staat’ in de zin van artikel 30bis RSZ-wet

Het leveren van stortklaar beton wordt ‘werk in onroerende staat’ in de zin van artikel 30bis RSZ-wet

Vanaf 1 april 2019 zijn de inhoudingsplicht, de hoofdelijke aansprakelijkheid voor sociale en fiscale schulden en de verplichting tot aangifte van werken ook van toepassing op het ‘leveren van stortklaar beton’.

 principe

 • De opdrachtgevers, aannemers of onderaannemers die welbepaalde activiteiten laten uitvoeren door een (onder)aannemer, moeten steeds nagaan of deze laatste sociale en/of fiscale schulden heeft. Wanneer dit het geval is, moeten zij een deel van het factuurbedrag (35% voor sociale schulden en 15% voor fiscale schulden) inhouden en doorstorten aan respectievelijk de RSZ en/of de Federale Overheidsdienst Financiën. (art. 30bis tot 30quater RSZ-wet, art. 400 tot 408 WIB 1992).

De opdrachtgever, aannemer of onderaannemer die deze inhoudings- en doorstortingsplicht niet naleeft, wordt hoofdelijk aansprakelijk voor de betaling van de schulden van zijn medecontractant.

De reglementering over de inhoudingsplicht en hoofdelijke aansprakelijkheid heeft betrekking op:

  •  werken in onroerende staat (met uitzondering van bepaalde activiteiten uit de land- , tuin- en bosbouw die expliciet worden uitgesloten van het toepassingsgebied);
  • werken die vallen onder het Paritair Comité voor de bewakings- en/of toezichtdiensten;
  • werken in de vleessector.
 • De hoofdaannemer moet verder, voorafgaand aan de start van werken in onroerende staat, deze werken melden aan de overheid (de “aangifte van werken”). Deze meldingsplicht geldt voor werven vanaf 30.000,00 EUR ongeacht of er onderaannemers tussenkomen of niet en voor werven van 5.000,00 EUR tot 30.000,00 EUR met één of meer onderaannemers.

leveren van stortklaar beton wordt een ‘werk in onroerende staat’  

Deze verplichtingen zijn van toepassing op ‘werken in onroerende staat’. Onder ‘werk in onroerende staat’ wordt o.m. verstaan: het bouwen, het verbouwen, het afwerken, het inrichten, het herstellen, het onderhouden, het reinigen en het afbreken (geheel of ten dele) van een uit zijn aard onroerend goed, en de handeling die erin bestaat een roerend goed te leveren en het meteen op zodanige wijze aan te brengen aan een onroerend goed dat het onroerend uit zijn aard wordt.

In de praktijk bestond onduidelijkheid of een levering ter plaatse van stortklaar beton beschouwd dient te worden als een ‘werk in onroerende staat’. Een levering van beton zonder verwerking werd niet beschouwd als een werk in onroerende staat. Een levering die wel gepaard ging met het storten of het pompen van stortklaar beton in een bekisting, werd soms wel aangezien als een werk in onroerende staat.  

De wetgever schepte duidelijkheid in de Wet van 21 december 2018 houdende diverse bepalingen inzake sociale zaken. (art. 45 en 48 van de Wet van 21 december 2018 houdende diverse bepalingen inzake sociale zaken (BS 17 januari 2019) 

Het toepassingsgebied voor de inhoudingsplicht, de hoofdelijke aansprakelijkheid en de meldingsplicht wordt in deze wet immers uitgebreid tot de ‘levering van stortklaar beton’. Deze levering van stortklaar beton wordt in het koninklijk besluit van 4 maart 1975 nader omschreven als “de betonbereiding in daartoe speciaal uitgeruste centrales en/of de levering van beton aan de verbruikers”.  

De nieuwe regeling is van toepassing vanaf 1 april 2019.

Vanaf 1 april 2019 vallen betonleveranciers dus altijd onder het toepassingsgebied van de inhoudingsplicht, de hoofdelijke aansprakelijkheid en de verplichting tot aangifte van werken.

 

Voor meer informatie over dit onderwerp kan u Hilke Van Ostaeyen contacteren.